Vaak wordt het pensioenstelsel in Nederland het beste pensioenstelsel ter wereld genoemd. Dat gebeurt door bureau Mercer (wereldwijde consulting-marktleider op het gebied van talent, gezondheid, pensioen en investeringen).
Drie landen, IJsland, Nederland en Denemarken, wedijveren steeds om de eerste drie plaatsen.
Het Nederlands pensioenstel bestaat uit drie pijlers:
De eerste pijler is de AOW (Algemene Ouderdomswet uit 1956).
Het is een volksverzekering die gefinancierd is door een zogenaamd omslagstelsel. De inwoners van Nederland betalen de premie naar draagkracht tot een maximum van de eerste belastingschijf voor de Inkomstenbelasting (nu rond de €37.000,.-). De uitkering is voor iedereen gelijk, met alleen een verschil tussen een gehuwde/samenwonende en een alleenstaande, en is nog steeds gekoppeld aan het minimumloon.
De tweede pijler is het aanvullend pensioen.
De werknemer bouwt pensioen op via zijn werkgever. De financiering gebeurt met kapitaaldekking. Daarom heet het een kapitaaldekkingsstelsel.
Bij een pensioenregeling zijn altijd drie partijen betrokken. Werkgever, werknemer en pensioenfonds. De premie, door werknemer en werkgever opgebracht vanuit de loonruimte, wordt in een pensioenfonds (juridisch een onafhankelijke stichting) gestort. Door beleggingen gaat dat geld renderen en het is de bedoeling dat er voldoende kapitaal is opgebouwd om later het pensioen uit te betalen. Nederland kent rond de 200 pensioenfondsen.. De meeste werknemers zitten bij een bedrijfstakpensioenfonds. Deelname is verplicht voor werkgever en werknemer.
Al 60 jaar worden in totaal meer premies betaald (nu zo’n 40 miljard per jaar) dan er in totaal aan pensioenuitkeringen worden uitbetaald (zo’n 35 miljard per jaar) met uitzondering van de jaren 1989-2001 vanwege zogenaamde premieholidays voor werkgevers.
Dat betekent dat de pensioenuitkeringen in principe door de betaalde premies afgedekt zijn..
In Nederland is De Nederlandsche Bank (DNB) naast toezichthouder op de banken als enige centrale bank in de wereld toezichthouder op de pensioenen (via prudentieel en materieel toezicht). Dit is controversieel. DNB houdt uiterst streng en met heel veel regels toezicht op de pensioenfondsen en hun bestuurders en heeft daarmee enorme macht over de private aanvullende pensioenen.
De derde pijler is de privé opbouw van pensioen.
Werkenden in Nederland kunnen ook pensioen opbouwen via Individuele verzekeringsvormen zoals lijfrenten, koopsommen en levensverzekeringen, bijvoorbeeld om een pensioengat aan te vullen of eerder met pensioen te gaan. Ook zelfstandigen kunnen kiezen voor een individuele pensioenvoorziening. Er wordt wel gesproken over zogenaamde witte vlekken van flexwerkers als uitzendkrachten en ZZP’ers, werkkrachten die geen aanvullend pensioen opbouwen.
Op deze website “Pensioendossier” concentreren wij ons op de aanvullende pensioenen in Nederland. Daar waar het elkaar raakt, bijvoorbeeld bij discussies over fiscalisering van de AOW, spreken wij ook over de AOW.