In de Pensioenparagraaf van het Kabinet Kok II staat dat het kabinet en de sociale partners in het najaar van 1997 in een convenant afspraken hebben gemaakt over modernisering en kostenbeheersing van aanvullende pensioenvoorzieningen. Uiterlijk 1 maart 2001 zal een evaluatie van de naleving van deze afspraken zijn afgerond. Dan zal beoordeeld worden of de gerealiseerde effecten alsnog aanleiding geven tot wettelijke maatregelen, waarvan het kabinet in het licht van het convenant heeft afgezien (Convenant inzake de arbeidspensioenen 1997).
2001 blijkt een belangrijk jaar voor de plannen voor pensioenhervorming:
- In mei brengt de Stichting van de Arbeid een geactualiseerde agenda uit met aanbevelingen hoe het pensioenverlies bij re-integratie kan worden beperkt: Aanbevelingen voor het decentrale pensioenoverleg
- In juni trekken de sociale partners en het kabinet conclusies uit de evaluatie Convenant, uitvoering pensioenregelingen (juni 1998).
De conclusies zijn representatief voor het pensioendebat en illustreren de belangen(tegenstellingen) van de deelnemers:
-
- eventuele structurele stijging van de kosten van modernisering van de pensioenregeling moet binnen de regeling worden opgelost;
- de AOW moet gekoppeld blijven aan de loonontwikkeling;
- regelingen moeten worden ontdaan van onvoorwaardelijke indexering van pensioen;
- verplichtstelling van deelname aan bedrijfstakpensioenfondsen blijft gehandhaafd;
- vergroting van individuele keuzes maakt taakafbakening van het werkterrein pensioenfondsen en verzekeraars noodzakelijk.
- Een dag later volgt het advies van de SER over een Nieuwe pensioenwet aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer J.F. Hoogervorst. Dit advies bevat bekende pensioenthema’s als: helderheid in de opdrachtenstructuur tussen pensioenfonds en uitvoeringsorganisatie, indexatie uit vermogensoverschotten (en korting uit vermogenstekorten), oplossen van de witte vlekken en gewenste transparantie van het pensioenstelsel.
- Op 18-10-2001 publiceert de staatssecretaris antwoorden op de vragen inzake arbeidspensioenen (kst-28000-XV-3) die door vaste commissie van SZW op 8 juni zijn gesteld. In dit document worden de tekortkomingen van de Pensioen- en Spaarfondsenwet nog eens op een rij gezet, die in de nieuwe Pensioenwet moeten worden opgelost. Uitdrukkelijk blijft het aanvullend pensioen een arbeidsvoorwaarde; een punt van zorg blijven de witte vlekken. Belangrijk aandachtspunt is ook het vervroegd uittreden: hoe kunnen de VUT-regelingen in de nieuwe wet worden opgenomen. Vergrijzing wordt eveneens genoemd maar vastgesteld wordt dat de pensioenregelingen die kunnen opvangen. Allemaal vraagstukken die 20 jaar later nog bestaan bij de voorbereiding van de Wet Toekomst Pensioenen.