Het Kabinet Kok II publiceert in 1996 de nota Werken aan zekerheid (kst-25010-2). Onder druk van deze nota gaan sociale partners (werkgevers en werknemers) aan de slag om hun wensen met betrekking tot modernisering van het pensioenstelsel op papier te krijgen. Dit is in eerste instantie ook hun verantwoordelijkheid: pensioen is namelijk een arbeidsvoorwaarde! In de CAO wordt geregeld welk deel van loonruimte als uitgesteld loon wordt gespaard om bij pensionering het dan bereikte levenspeil voort te kunnen zetten.
Het is interessant te onderzoeken waarom het initiatief door de politiek wordt genomen en niet door de sociale part partners. Hoewel er natuurlijk altijd nauwe banden zijn tussen politici en de sociale partners is dit in de paarse kabinetten Kok I en II wel heel expliciet. Kok was immers jarenlang voorzitter van de FNV. Kennelijk was politieke druk nodig om de sociale partners tot modernisering van het pensioenstelsel te bewegen.
Dit leidde tot de nota Aanbevelingen gericht op vernieuwing van pensioenregelingen (Stichting van de Arbeid, 20 mei 1997, Publicatienr. 6/97), waarin o.a. individuele keuzemogelijkheden worden bepleit evenals professionalisering (meer deskundigheid) van de pensioenfondsbesturen en terugdringing van de witte vlekken (werknemers die geen pensioen opbouwen).
Politiek wordt de discussie in het parlement voortgezet, zie de Kamervragen die zich vooral richten op de witte vlekken: Aanvullende Pensioenregelingen (kst-25694-2). Maar het kabinet zet in de nota Flexibilisering en verplichtstelling in de pensioensector (kst-25014-1) een duidelijke koers uit waarin de wensen vanuit de pensioenverzekeraars te herkennen zijn: ter discussie stellen van de verplichtstelling en flexibilisering (lees: individualisering) van het stelsel. Mede onder deze politieke druk sluiten de sociale partners in de Stichting van de Arbeid met de overheid een convenant op 9-12-1997: Convenant inzake de Arbeidspensioenen.