Bruggen slaan
Wie kan werken, hoort niet van een uitkering afhankelijk te zijn. Wie buiten eigen schuld toch niet aan het werk komt, heeft de zekerheid van een uitkering op tenminste het bestaansminimum. Dat willen wij zo houden. Daarom bestrijden we actief misbruik en fraude en worden alle regelingen zo ingericht, dat ze houdbaar en toegankelijk blijven nu de vergrijzing toeneemt en de beroepsbevolking daalt. Iedereen zal naar vermogen moeten bijdragen om de rekening van de crisis te betalen. Dat betekent dat er sprake is van een inkomensbeeld waarbij meer wordt gevraagd naarmate het inkomen hoger is. Daarnaast bestrijden wij de armoedeval. Werken moet lonen en daarom wordt het verschil tussen uitkering en inkomen uit werk vergroot door lagere belastingen voor werkenden. De financiering van de zorg verandert: premies en eigen risico worden inkomensafhankelijk. We gaan meer geld uittrekken voor armoedebestrijding.
De AOW-leeftijd wordt geleidelijk verhoogd tot 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021 en vervolgens gekoppeld aan de stijging van de levensverwachting.
Voor mensen die per 1-1-2013 deelnemen aan een VUT- of prepensioenregeling en zich niet hebben kunnen voorbereiden op de AOW leeftijdsverhoging wordt een overbruggingsregeling ontworpen. De regeling geldt voor deelnemers met een inkomen tot 150 procent van het wettelijk minimumloon en kent een partner- en vermogenstoets (exclusief eigen woning en pensioenvermogen). Mocht invoering per 1 januari 2013 op praktische bezwaren stuiten, dan krijgt de regeling terugwerkende kracht tot die datum. Met de pensioenfondsen bespreken we de mogelijkheid ter overbrugging pensioen naar voren te halen.
Er komt een doorwerkbonus voor werknemers van 61 tot 65 jaar met een laag inkomen. Hiermee kan een werknemer die doorwerkt, sparen om de financiële gevolgen van de stijging van de AOW-leeftijd vanaf 2013 op te vangen. Wanneer in 2021 de AOW-leeftijd 67 is kunnen degenen die doorwerken tot 65,5 jaar gemiddeld anderhalf jaar eerder met pensioen zonder er financieel op achteruit te gaan. De doorwerkbonus geldt voor werknemers met een inkomen vanaf 90 procent van het wettelijk minimumloon, is maximaal van 100 tot 120 procent en stopt bij een inkomen van 175 procent van het wettelijk minimumloon.
De uitkering op basis van de algemene ouderdomswet (AOW) voor samenwonende AOW-ers wordt gelijkgetrokken met die van gehuwden.
De bezuiniging op de AOW-tegemoetkoming aan personen die een onvolledige AOW- uitkering hebben, wordt teruggedraaid.
De partnertoeslag voor AOW gerechtigden wordt per 1 juli 2014 ingeperkt. AOW- gerechtigden die samen met hun partner (die nog niet AOW gerechtigd is) een totaalinkomen hebben van meer dan 50.000 (exclusief AOW) ontvangen niet langer de partnertoeslag.
De huishoudinkomenstoets wordt vervangen door een huishouduitkeringstoets. Dit voorkomt dat binnen een huishouden sprake kan zijn van stapeling van uitkeringen, waardoor de inkomsten hoger zijn dan bij de buurman of buurvrouw die aan het werk is. Tegelijkertijd zorgen we ervoor dat het wel loont om aan het werk te gaan door dit loon niet te verrekenen met de uitkeringen in het huishouden.
Vergelijking Regeeerakkoord met Verkiezingsprogramma's
De VVD is voor aanpassing van het pensioenstelsel omdat de levensverwachting snel stijgt. Mede daarom de AOW-leeftijd verhogen naar 67 in 2018. De VVD is voor meer keuzevrijheid in het pensioenstelsel. ZZP-ers zouden op vrijwillige basis aan het stelsel moeten kunnen deelnemen.
De PvdA is ook voor verhoging van de pensioenleeftijd (67 in 2025) en pleit voor een flexibele pensioenleeftijd en een keuring op 64 om ‘versleten werknemers’ met vervroegd pensioen te laten gaan.
Maar in het regeerakkoord is het allemaal heel minutieus uitgewerkt. Aanknopingspunten daarvoor zijn niet terug te vinden in de verkiezingsprogramma’s van de coalitiepartijen! M.b.t. het pensioenstelsel houdt het regeerakkoord vast aan het huidige stelsel: geen aanwijzingen dat ‘achter de schermen’ aan wijziging van het stelsel wordt gewerkt!