De grootste wijziging in de Wet Toekomst Pensioenen is dat het pensioenvermogen van pensioenfondsen, wat nu collectief en solidair wordt beheerd en belegd, wordt omgezet naar ongeveer 10 miljoen individuele pensioenpotjes waarmee vervolgens in leeftijdscohorten van 5 jaar wordt belegd (lifecycle beleggen) of rendementen per leeftijdsgroep worden toegekend. Deze omzetting wordt heel eufemistisch ‘invaren’ genoemd. Het klinkt simpel maar zal nog voor menige hoofdbrekens zorgen.
Waarom individuele pensioenpotjes?
Het herverdelen van het vermogen van een pensioenfonds in individuele pensioenpotjes levert het voordeel op dat deze individuele vermogens gemakkelijker zouden kunnen worden overgedragen aan een ander pensioenfonds of aan een commerciële verzekeraar.
Andere voordelen zouden zijn:
- Met een individueel pensioencontract zou de deelnemer meer invloed en keuzevrijheid krijgen in het beleggingsbeleid, maar dit is zeker niet wat er gebeurt met de WTP. De WTP gaat uit van beleggen of toekennen van rendementen in leeftijdsgroepen en de deelnemer krijgt geen enkele zeggenschap over het beleggingsbeleid.
- Met een individueel pensioencontract en een eigen vermogen zou dit niet meer ‘opgesoupeerd’ kunnen worden door anderen (een oudere generatie, een jongere generatie) omdat dit vermogen echt van jou is. Uit berekeningen blijkt echter dat het voor alle generaties nadelig gaat uitpakken. Hieronder meer hierover.
- Ook zou dit beter uit te leggen zijn en transparanter zijn dan het hele vermogen in een grote pot. Echter gevreesd wordt dat het tegendeel waar is. Probleem is namelijk dat in de toekomst door koersschommelingen op de beurs de individuele pensioenpotjes zo op en neer gaan stuiteren in waarde (en voor jongere deelnemers incidenteel zelfs helemaal leeg kunnen lopen!), dat dit alleen maar vragen en zorgen gaat oproepen bij deelnemers. Dit soort onzekerheden, gepresenteerd als transparantie, gaan zoveel onrust veroorzaken bij deelnemers dat geen enkele pensioenhelpdesk de vragen hierover nog aan zal kunnen. De enige uitweg op termijn zal zijn de individuele vermogens niet meer te communiceren met deelnemers maar, zoals nu ook gebeurt, alleen de te verwachten pensioenuitkering.
De overgang van een deelnemer naar een ander pensioenfonds, met meeneming van het opgebouwde vermogen en voortzetting van de pensioenopbouw, kan ook binnen het huidige stelsel heel goed worden gerealiseerd. Het enige voordeel wat dus overblijft is dat commerciële verzekeraars toegang krijgen tot het vermogen van pensioenfondsen. Maar dat wil toch niemand, behalve deze verzekeraars zelf? Inderdaad is de lobby van verzekeraars al 30 jaar bezig om dit voor elkaar te krijgen en deze missie lijkt nu met de WTP dus geslaagd. En de enigen die hier van gaan profiteren zijn deze verzekeraars en hun aandeelhouders, want de pensioenen zullen hierdoor alleen maar kleiner en onzekerder worden.
Waarom gaan alle generaties er op achteruit?
Gevolg van lifecycle beleggen of toekennen van rendementen per leeftijdsgroep zal zijn dat het totale rendement van de pensioenfondsen veel lager wordt dan nu het geval is en dat komt als volgt. De hogere leeftijdscohorten, met name die boven de 60 en de gepensioneerden, hebben nog een beperkte beleggingshorizon en daarvoor zal dus met weinig risico moeten worden belegd,. Dit terwijl bij deze leeftijdsgroepen die aan het eind van hun opbouw zitten verreweg het meeste vermogen zit. De laagste leeftijdscohorten, dus van deelnemers die nog in het begin van de opbouw zitten, hebben een veel langere beleggingshorizon en hiervoor kan dus met veel meer risico worden belegd, maar deze hebben nog maar heel weinig kapitaal opgebouwd. Rendementen gaan dus enorm teruglopen, aan de bovenkant door gebrek aan meer risicovolle beleggingen en aan de onderkant door gebrek aan kapitaal. Dit laatste bezwaar zou deels gecompenseerd kunnen worden door binnen het fonds jongeren te laten lenen van oudere generaties en daarmee risicovol te gaan beleggen. Hier heeft de Tweede Kamer een stokje gestoken (leenrestrictie), dus ook dat nadeel blijft aanwezig.
Wat betreft de transparantie en uitlegbaarheid van het nieuwe stelsel: er is geen harde relatie tussen het vermogen wat op enig moment in het pensioenpotje zit en de hoogte van de uiteindelijke pensioenuitkering. Daarom is het nog maar de vraag of de hoogte van het vermogen in het individuele pensioenpotje met de deelnemers zal worden gecommuniceerd. Er kan namelijk als gevolg van onzekerheden over de te behalen rendementen nog heel veel gebeuren met dit individuele vermogen. Voor gepensioneerden wordt een flink deel van de toekomstige verplichtingen betaald uit rendementen die na pensionering worden behaald. Daarnaast kan het potje bij de oudere gepensioneerde op een gegeven moment leeg raken, maar dat betekent niet dat het pensioen stopt: dit wordt gewoon doorbetaald. Om die reden gaan pensioenfondsen het individuele vermogen voor gepensioneerden helemaal niet bekend maken omdat dit voor enorm veel verwarring gaat zorgen en heel veel vragen oproept met overbelaste helpdesks tot gevolg. Voor deelnemers in opbouw is het nog maar de vraag of de inhoud van hun potje bekend wordt. Waarschijnlijk wordt na invaren met actieven en slapers alleen gecommuniceerd welke pensioenuitkering verwacht mag worden en voor gepensioneerden hoe hoog het pensioen voor het komende jaar gaat worden. Dus eigenlijk niet anders dan nu het geval is.
Zo voltrekt zich een heel merkwaardig schimmenspel. Het totale pensioenvermogen wordt omgezet naar individuele pensioenpotjes, maar deelnemers weten niet wat er in hun potje zit en als ze het al weten zegt het weinig over de te verwachten pensioenuitkering.
Nog een ander probleem is dat het moment van invaren straks cruciaal gaat worden voor de hoogte van het individuele pensioenvermogen. De hoogte hangt namelijk af van de hoogte van de dekkingsgraad, berekend volgens de huidige systematiek op basis van het FTK, op moment van invaren. Gevolg kan zijn dat er heel veel deelnemers worden gedupeerd door een ongunstig moment van invaren. Niemand weet nog hoe dit moet worden voorkomen.
Dit alles gaat ook nog eens de uitvoeringskosten onevenredig veel opdrijven en ook deze moeten worden betaald uit het pensioenvermogen van de deelnemers. Kleine fondsen zijn nu al bezig samenwerking te zoeken met grotere partijen omdat ze het nieuwe stelsel niet uit kunnen voeren en in de toekomst de uitvoeringskosten niet meer kunnen dragen.
Bij één collectief belegde pensioenpot kan een hele evenwichtige mix van beleggingen worden gecreëerd waarmee pensioenfondsen al sinds jaar en dag meerjarige rendementen behalen van 6% tot 7%. Dit soort rendementen worden met lifecycle beleggen nooit behaald en dit zal onvermijdelijk leiden tot lagere pensioenuitkeringen. Een nieuwe wet met zo veel twijfels en onzekerheden zou van de politiek nooit het voordeel van de twijfel mogen krijgen.