Het parlement in Nederland kent in verhouding met andere landen veel politieke partijen. Er is geen partij die de absolute meerderheid behaalt bij verkiezingen. Om te kunnen regeren met een meerderheid moet er daarom een coalitie worden gevormd van verschillende partijen die samen een meerderheid in de Tweede kamer hebben.
Na elke verkiezing van de Tweede Kamer wordt als regel het initiatief tot deze coalitie genomen door de partij met de meeste zetels. Op basis van de verkiezingsprogramma’s wordt gekeken of er een gezamenlijk programma kan worden opgesteld voor het vormen van een regering die een meerderheid in de Tweede Kamer heeft.
Een dergelijk programma wordt ‘regeerakkoord’ genoemd. In de praktijk blijkt het niet alleen de koers te bepalen van het nieuwe kabinet. Het blijkt soms ook een wurgakkoord te zijn dat voortschrijdend inzicht over een politieke kwestie niet toestaat. Dat voortschrijdend inzicht wordt gevoed door nieuwe onderzoeksresultaten, lering van gemaakte fouten en slechte keuzen in het verleden, en meer inzicht in de consequenties van voorgenomen beleid.
Achtereenvolgende regeringen hebben adviescolleges in het leven geroepen om beleidsvoorbereiding en –beslissingen te voeden met en te toetsen aan het inzicht van derden. Een voorbeeld hiervan is het College voor de Rechten van de Mens dat beleidsvoorstellen toetst aan mensenrechten zoals discriminatie en bestaanszekerheid. Het Adviescollege Regeldruk dat de uitvoerbaarheid van beleidsvoorstellen door uitvoeringsorganisaties toetst. Nog weer een ander voorbeeld is de Raad voor de Rechtspraak. Al deze adviesorganen hebben zich gebogen over het Wetsontwerp Toekomst Pensioenen. Maar de kern van hun adviezen, die onverbiddelijk tot nieuwe inzichten en aanpassingen zouden moeten leiden, zijn niet of nauwelijks opgevolgd.
Om de politieke organisatie van Nederland serieus te nemen zouden regeerakkoorden moeten worden samengesteld uit elementen van de verkiezingsprogramma’s van de coalitiepartijen. Die programma’s hebben immers een democratisch proces doorgemaakt van discussie en besluitvorming in de politieke partijen. Echter het bekende voorbeeld van het schrappen van de dividendbelasting in het regeerakkoord van Rutte 3, die wel in de verkiezingsprogramma’s was opgenomen, toont aan dat er bij de coalitiebesprekingen ook andere partijen aan tafel zitten dan politieke partijen. De directie van Shell slaagde erin de dividendbelasting uit het regeerakkoord te verwijderen.
Iets soortgelijks is het geval met de wijziging van de Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW) tot Pensioenwet in 2007. In geen enkel verkiezingsprogramma stond dit opgenomen en toch kwam deze beleidsambitie in het regeerakkoord. En de wijziging van de Pensioenwet tot Wet Toekomst Penisoenen (WTP) komt pas enigszins serieus in de verkiezingsprogramma’s voor vanaf 2017. Terwijl pleidooien daarvoor al sinds de oprichting van de Denktank en lobbyclub Netspar in 2005 in de pensioenwereld circuleren.