Onder vermogensbeheer (ook aangeduid als investment management of asset management) wordt verstaan het beheer van grotere vermogens, vaak voor derden, door daarin gespecialiseerde organisaties of personen. Dit kan op individuele of op collectieve basis gedaan worden. Een vermogensbeheerder wordt in de Nederlandse Wet op het financieel toezicht (Wft) gedefinieerd als "degene die een individueel vermogen beheert".
Individueel vermogensbeheer
Bij individueel vermogensbeheer wordt door een persoon een vermogen aan een beheerder ter belegging toevertrouwd. Er worden daarbij afspraken gemaakt over de wijze waarop dat beheer zal geschieden, welke vrijheid de beheerder heeft bij zijn aan- en verkoopbeslissingen, en de wijze waarop hij aan zijn opdrachtgever zal rapporteren. Individueel vermogensbeheer geschied pas vanaf tamelijk grote bedragen. Elke beheerder hanteert eigen minimumbedragen, maar een ondergrens van €100.000 of meer is gebruikelijk.
Collectief vermogensbeheer
Bij collectief vermogensbeheer worden twee vormen onderscheiden.
Enerzijds worden door vermogensbeheerders beleggingsvormen aangeboden waarin het publiek naar eigen keuze kan deelnemen. Voorbeelden daarvan zijn de beleggingsfondsen zoals die door banken in grote variatie aan het publiek worden aangeboden. Er is een grote keus aan beleggingsformules: de deelnemer kan beleggen in staatsleningen in het Eurogebied, in winkelcentra in de Verenigde Staten, in aandelen van farmacieondernemingen, etc. Het voordeel is hier enerzijds gelegen in de schaalgrootte: de kosten van het beheer, die tot op zekere hoogte onafhankelijk zijn van de omvang van het beheerde vermogen, kunnen worden omgeslagen over een veel groter vermogen. Verder kan de individuele deelnemer reeds met betrekkelijk kleine bedragen deelnemen. Voorts is een voordeel dat met betrekkelijk kleine vermogens al een grote van mate spreiding kan worden verkregen over meerdere aandelen, aandelensectoren of types beleggingen. Men koopt als het ware een dwarsdoorsnede van de totale beleggingsportefeuille.
Anderzijds wordt vermogen soms min of meer gedwongen beheerd. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een pensioenfonds. De deelnemers aan het pensioenfonds brengen het vermogen bijeen waaruit de pensioenen betaald worden. Zij hebben echter geen individuele invloed op de wijze waarop dat vermogen wordt beheerd. Daar staat tegenover dat de beheerder van een dergelijk vermogen wel degelijk gebonden is aan richtlijnen omtrent de wijze waarop hij mag beleggen.
Pensioenfondsen en andere institutionele of grote beleggers kunnen het vermogensbeheer laten uitvoeren door een eigen afdeling of kunnen dat uitbesteden aan uitvoeringsorganisaties of externe vermogensbeheerders. De kosten voor vermogensbeheer van pensioenfondsen bedroegen in 2021 in totaal meer dan €14,5 miljard (2020: €10,2 miljard), dat betekent meer dan €1.500 per jaar per deelnemer. Daarvan ging gemiddeld nog geen €100 per jaar naar werkelijke uitvoeringskosten zoals administratie, controle en advies. De rest is voor beheerkosten en transactiekosten, waarvan prestatievergoedingen dus het grootste deel uitmaken. In totaal maken de bonussen meer dan de helft uit van de uitvoerings- en beheerskosten van pensioenfondsen en die zijn in 2021 dus met zo’n 40% gestegen.