De arbeidsmarkt is een economisch en sociologisch begrip dat aangeeft dat arbeidskracht verhandelbaar is. Het kan verworven worden met betaling van loon en ingezet in productieprocessen in de ruimste zin van het woord. Arbeid die ingezet wordt voor ‘eigen gebruik’ bijv. in het huishouden valt niet onder deze markt. In werkelijkheid bestaat er geen centrale gereguleerde marktplaats waarop vragers en aanbieders elkaar fysiek ontmoeten; er is sprake van een abstracte markt. Op deze arbeidsmarkt wordt feitelijk arbeidsvermogen (gekwalificeerde arbeidskracht) aangeboden en door een werkgever verworven om arbeidsprestaties te leveren. De werkgever krijgt daarmee een beperkte beschikkingsmacht over de werknemer.
De arbeidsmarkt heeft twee kernfuncties. Allereerst wordt er een prijs tot stand gebracht. Omdat arbeidskracht verhandelbaar is wordt haar minimumprijs bepaald door de waarde van de arbeid die nodig is voor haar reproductie: levensonderhoud in de ruimste zin, dus niet alleen huisvesting, voeding, kleding en gezondheidszorg, maar ook sociaal-culturele voorwaarden zoals pensioenopbouw, recreatie en opleiding. Dit laatste vereist dat gekwalificeerde arbeid duurder is. Het loon dat de werkgever aan de werknemer betaalt voor diens arbeidsvermogen kent dus het hierboven genoemde minimum en wordt voorts bepaald door de arbeidsverhoudingen waarin ook de arbeidsbeweging een belangrijke kracht is
Bij een krappe arbeidsmarkt zullen lonen onder invloed van vraag en aanbod stijgen, bij een ruime arbeidsmarkt zullen lonen echter niet automatisch dalen. Dit komt door de rechtspositie van werknemers zoals die door de wet is geregeld en door krachtsverhoudingen en onderhandelingsresultaten tussen vakbonden en werkgeversorganisaties.
Met de flexibilisering van de arbeidsmarkt wordt bedoeld dat steeds meer werkenden betaalde arbeid verrichten zonder bescherming van een vast dienstverband. Daarmee zijn de arbeidsverhoudingen gewijzigd ten gunste van werkgevers. De rol van de vakbonden wordt teruggedrongen door bijvoorbeeld het niet meer algemeen verbindend verklaren van CAO's, versoepeling van het ontslagrecht, en werkloosheidsregelingen die meer prikkels tot zoeken naar werk geven. Met verregaande flexibilisering wordt dus de positie van werkenden ernstig verzwakt en wordt het door werkgevers steeds gemakkelijker deze tegen elkaar uit te spelen. Extreme voorbeelden zien we bijvoorbeeld bij het inhuren van ZZP-ers, bijvoorbeeld bij PostNL en bezorgdiensten, die zonder arbeidsvoorwaarden en zonder enige vorm van arbeidsrechtelijke bescherming arbeid moeten verrichten tegen bodemtarieven.
Met de ongereguleerde groei van de flexibele arbeidsmarkt worden arbeidsvoorwaarden steeds verder uitgehold en wordt de positie van werkenden steeds slechter. Mogelijk dat de krapte op de arbeidsmarkt, die waarschijnlijk ook blijft toenemen, de kracht van de arbeidersbeweging in de toekomst weer doet toenemen, de positie van werkenden weer versterkt wordt en weer meer werknemers in vaste dienst moeten worden genomen.