De arbeidsvoorwaarde pensioen kent een ambitie: het bij pensionering bereikte levenspeil te kunnen voortzetten.
En dit wordt bereikt met een waardevast (met prijzen mee stijgend) pensioen dat 70% is van het eindloon (het laatst verdiende loon) of 80% middelloon (het gemiddelde loon dat je in je loopbaan hebt verdiend).
Deze arbeidsvoorwaarde is een ambitie, geen garantie, zoals De Nederlandsche Bank (DNB) nog steeds volhoudt. Omdat DNB dit als een garantie ziet, moeten de fondsen enorme buffers aanhouden en mag er niet geïndexeerd worden volgens DNB. Het kabinet en de meerderheid in de Tweede kamer volgen gehoorzaam de instructies van DNB.
DNB beschouwt met deze opvatting pensioen als een ‘financieel product’, niet meer als een arbeidsvoorwaarde! D.w.z. als een verzekering zoals pensioenverzekeraars aanbieden, die is gegarandeerd maar niet geïndexeerd wordt.
Pensioen is echter nog steeds een arbeidsvoorwaarde, uitgesteld loon, en geen garantie. Evenmin als elke gerealiseerde loonsverhoging, een 38-urige werkweek en het aantal vrije dagen garanties zijn. Het zijn arbeidsvoorwaarden die in overleg, en soms na strijd, worden bereikt. Het zijn resultaten van arbeids- en krachtsverhoudingen in de verschillende bedrijfstakken.
Omdat pensioen resultaat is van deze verhoudingen in de samenleving is dat ook het geval met het gespaarde en door pensioenfondsen collectief beheerde uitgestelde loon. Dus in eerste instantie een zaak van werkgevers en werknemers. In het verleden werd soms onder druk van werknemers door werkgevers extra geld gestort in het pensioenfonds om de ambitie te realiseren.
Deze verantwoordelijkheid zien werkgevers als bedreiging van hun belangen. Zij willen af van die ambitie. Zij willen af van pensioen in een uitkeringsstelsel (daarin zit de ambitie besloten) en naar pensioen in een premiestelsel (waar alleen de premie in de cao geregeld wordt en niet welke uitkering dat t.z.t. oplevert).
Na het conflict in de FNV in 2010 over de pensioenen, dat geleid heeft tot de fusie van de grootste bonden, hebben werkgevers de krachtsverhoudingen zo ingeschat dat ze van het uitkeringsstelsel af zouden kunnen komen. De conservatief-liberale kabinetten Rutte heeft hen op hun wenken bediend en de vakbeweging heeft zich gewonnen gegeven. De Wet Toekomst Pensioenen is daarvan het resultaat.