Een collectieve voorziening is een door de overheid geregelde of gefaciliteerde vorm van dienstverlening aan de bevolking. De voorzieningen zijn onderdeel van de verzorgingsstaat: een sociaal systeem waarin de staat primaire verantwoordelijkheid draagt voor het welzijn van zijn burgers.
De voorzieningen worden gratis of tegen een vergoeding beneden of gelijk aan de kostprijs geleverd. Kenmerk is dat die voorziening of de facilitering daarvan hoofdzakelijk uit de algemene middelen (belastingen e.d.) wordt gefinancierd.
De overheid heeft vaak de uitvoering van de collectieve voorzieningen overgedragen aan de ‘collectieve sector’. Die zijn dan belast met het ter beschikking stellen van goederen en diensten en het verrichten van overdrachtsuitgaven.
Voorbeelden van collectieve voorzieningen zijn: gezondheidszorg, onderwijs, werkgelegenheid en sociale zekerheid. Pensioen is een bijzondere voorziening omdat het een arbeidsvoorwaarde is: een zaak van werkgevers en werknemers. De overheid faciliteert deze voorziening met belastingmaatregelen (de pensioenpremie is aftrekbaar van de belastingen) en met wetgeving zoals het toezicht op de pensioenfondsen.
Vanaf de jaren ‘80 van de vorige eeuw zijn de collectieve voorzieningen systematisch ingeperkt omdat ze een te groot beslag zouden leggen op de overheidsuitgaven. Onderdeel van dit beleid was de privatisering van delen van de collectieve sector om kosten te besparen door efficiënter te werken.
De laatste jaren wordt de grens van dit beleid bereikt. Uitbesteding van de uitvoering van de collectieve voorzieningen aan private instellingen levert niet meer de gewenste efficiëntie op. Bovendien is de uitbesteding zeer kostbaar geworden door het gaandeweg ontbreken van kennis bij de overheid zelf om controle en toezicht op de uitvoering uit te oefenen. Deze moet nu eveneens worden uitbesteed met groeiende problemen en schandalen. (etnische profilering, ‘keuring van eigen vlees’, enz.)
Door deze problemen is er groeiende druk op de politiek om dit beleid van privatisering en uitbesteding te herzien. Daarom is het opvallend dat m.b.t. pensioenen de wijziging van het beleid, die decennia geleden is begonnen vanuit dezelfde privatiseringsfilosofie, niet wordt gecorrigeerd naar nieuwe inzichten. Het ontwerp van de Wet Toekomst Pensioenen (WTP) dat is voorbereid in de Kabinetten Rutte III en Rutte IV, dat in november 2022 in de Tweede kamer plenair in behandeling is genomen en in december is aangenomen, is exemplarisch voor dit marktdenken. Alles wijst erop dat de coalitie deze wet wil doordrukken niettegenstaande krachtige waarschuwingen vanuit de samenleving dat deze wet, die het huidige of toekomstige inkomen van miljoenen burgers treft, vele gebreken vertoont die tot ernstige sociale en technische problemen in de uitvoering kunnen leiden.