Het Nederlandse pensioenstelsel tot aan de nieuwe Wet Toekomst Penisoenen (akkoord Sociale Partners in juni 2019, akkoord Tweede Kamer in november 2022) wordt collectief en solidair genoemd omdat het gehele pensioenvermogen collectief wordt belegd en de rendementen solidair worden verdeeld over de generaties.
Dit heeft enorme voordelen. Door het gehele vermogen integraal te beleggen met een evenwichtige maar prudente mix van beleggingen en obligaties kunnen gemiddeld goede meerjarige rendementen worden behaald van rond de 7%. Doordat zowel pensioenopbouw als pensioenuitkering zich afspeelt over langere periodes kunnen, zowel in de opbouw als de uitkeringsfase, eventuele verliezen weer gemakkelijk worden gecompenseerd met de opbrengsten uit betere jaren. Dit is collectief voordeel.
Het solidaire voordeel wordt gevormd door de intergenerationele solidariteit. Jongere deelnemers hebben een veel langere beleggingshorizon dan de oudere deelnemer en gepensioneerde en kunnen zich daarom meer risico veroorloven bij beleggen. Door nu rendementen solidair over de verschillende generaties te verdelen wordt voorkomen dat er pechgeneraties ontstaan bv. door een reeks van slechte jaren op de beurs zoals in tijden van recessie zou kunnen gebeuren. Uiteindelijk kunnen verliezen altijd zo over generaties worden verdeeld dat iedereen gemiddeld blijft profiteren van de behaalde rendementen.
Dit illustreert overigens ook de farce van het FTK wat er feitelijk vanuit gaat dat een fonds al zijn toekomstige verplichtingen op ieder moment contant moet kunnen maken. Dat impliceert dat een ‘bankrun’ op de pensioenpotten mogelijk zou zijn, maar dat is grotesk: pensioenopbouw en pensioenuitkering verlopen per definitie over langere periodes en niemand kan op enig moment de volledig opgebouwde pensioenverplichting, ook die in de toekomst, door een fonds opeisen. Dat is de kracht van ons pensioenstelsel: dat er altijd voldoende tijd en vermogen is om eventuele verliezen weer te compenseren. Hier gaat het FTK volledig aan voorbij.
Verder zit er ook in de uitkeringsfase een sterk solidair aspect. In principe wordt er van uitgegaan dat een gepensioneerd 20 jaar pensioen ontvangt, maar dat wil niet zeggen dat het pensioen na het 87e levensjaar stopt. Het is gegarandeerd voor zolang iemand leeft. Dit kan worden betaald uit de niet betaalde pensioenuitkeringen van deelnemers die eerder overlijden. Het opgebouwde vermogen van overleden deelnemers wordt deels gebruikt voor het nabestaandenpensioen en valt deels toe aan de reserves van het fonds en kan solidair worden gebruikt voor de oudere gepensioneerde.
Met de nieuwe pensioenwet (WTP) worden deze voordelen overboord gegooid ten nadele van de deelnemers en uiteindelijk in het voordeel van beleggers, vermogensbeheerders en hedgefondsen. Door met individuele pensioenpotjes te gaan beleggen verdwijnen voor een groot deel de voordelen die zijn te behalen met collectief beleggen en met intergenerationele solidariteit. De WTP dwingt pensioenfondsen ertoe om al lang voor pensioendatum het beleggingsrisico terug te draaien met als gevolg een lager rendement en een lager pensioen. Deze wijziging van de risicohouding van de ene leeftijdsgroep heeft invloed op het rendement dat andere leeftijdsgroepen krijgen. De gepensioneerden hebben hierbij nauwelijks zeggenschap, ook niet via de vakbeweging. Dit zal leiden tot een permanente belangenstrijd tussen generaties i.p.v. juist een sterke solidariteit tussen generaties zoals nu het geval is.