De zorgen van de AFM zitten hem vooral in de verwachte rendementen die mensen te zien krijgen als ze worden geïnformeerd over de overgang naar het nieuwe stelsel. Die zouden in sommige gevallen verwachtingen oproepen waarvan betwijfeld mag worden of ze kunnen worden waargemaakt.
Fondsen die overstappen op het nieuwe stelsel, sturen al hun deelnemers straks een 'transitie-UPO’. Dat is een document waarin deelnemers informatie vinden over hoe hun pensioen er straks uit komt te zien. Op dat document zien deelnemers ook verwachtingen over het rendement op hun pensioenkapitaal.
Dat rendement berekenen fondsen aan de hand van drie scenario's: een goede markt, een verwachte markt en een slechte markt. Een goede markt toont een bedrag dat gebaseerd is op meevallende rendementen op de beurs, voor het scenario ’slechte markt’ geldt het omgekeerde.
Pensioenfonds Schoonmaak voorspelt bijvoorbeeld dat iemand van 27 er bij ’goed weer’ bijna 130% op vooruitgaat qua pensioenuitkering, bij een verwacht scenario ruim 50% en bij ’slecht weer’ 14%. Ook andere fondsen - denk aan Pensioenfonds Vervoer, Bouw en PNO Media - verwachten dat jongere deelnemers meer dan 100% meer pensioen overhouden als het meezit op de beurs. Dat kan toch niet, want er komt door de transitie niet ineens meer geld bij zoals Agnes Joseph constateerde.
De AFM vreest dat mensen vooral naar het positieve scenario kijken en daarop hun verwachtingen baseren. Vooral bij jongeren roepen die positieve scenario's hoge verwachtingen op: in de transitie-UPO zien zij bij hun pensioenfonds verwachte rendementen die honderden procenten hoger zijn dan in de huidige situatie.
Fondsen zelf zijn echter niet vrij in het voorspiegelen van rendementen. Zij baseren zich op de verwachte rendementen op basis van datasets van De Nederlandsche Bank. Het is nog niet bekend of fondsen daarin zelf ook hun eigen afwegingen mogen meenemen.
Lees meer op de website van st. Pensioenbehoud