De kredietcrisis of bankencrisis is de aanduiding voor de crisis op de financiële markten die in de zomer van 2007 ontstond, in het najaar van 2008 een hoogtepunt bereikte en pas in de loop van 2011 afliep. De crisis ontstond toen de door banken aan huiseigenaren verstrekte hypothecaire leningen werden gebundeld tot pakketten en werden doorverkocht aan daarvoor opgerichte rechtspersonen. Deze financierden de overgenomen leningen met het uitgeven van obligaties die werden verdeeld in meerdere risicoklassen. Toen de huizenmarkt stagneerde bleek de kredietwaardigheid van deze pakketten veel slechter dan gedacht.
De ontwikkelingen bedreigden al snel het internationale financiële systeem en ingrijpen van nagenoeg alle centrale banken bleek noodzakelijk. De ECB ging over tot het op grote schaal opkopen van schulden van Europese landen (obligaties) om zo de rente maar beneden te manipuleren. Vanaf oktober 2008 namen diverse overheden op grote schaal rechtstreeks deel in het risicodragend kapitaal van banken. Dit betekent dat banken op kosten van de belastingbetaler werden gered van de ondergang door overheden.
Ook de pensioenfondsen werden aanvankelijk getroffen door de bankencrisis. Hun beleggingen werden minder waard en de rendementen op investeringen namen af. Maar de fondsen bleken zo gezond dat in 2010 de verliezen alweer waren goedgemaakt. In 2017 was het vermogen van de fondsen
pdf
verdubbeld
(73 KB)
in vergelijking met 2007, net voor de crisis. Maar ondanks deze uitzonderlijke resultaten werden de pensioenuitkeringen in de tien jaar tussen 2008 en 2018 door vrijwel geen enkel pensioenfonds geïndexeerd. Het toepassen van het, op voorstel van DNB door het parlement aangenomen, FTK verhinderde dat!